Tripsen zijn ongeveer 1 mm groot, grijsachtig of geel tot bruin en hebben franjevleugels. Ze zitten vooral op potplanten en in serres, waar ze plantencellen leegzuigen. Die leeggezogen cellen vullen zich met lucht en geven zo een zilverachtige schijn aan de bovenkant van het blad, waarop je dan zwarte puntjes (de uitwerpselen) ziet. Trips veroorzaken ook misvormde vruchten en verkurkte groenten.

Belangrijk is de trips snel op te sporen. Dit doe je door vangplaten op te hangen in de serre.

Vangplaten verraden de eventuele aanwezigheid van trips in de moestuin (bv. in de buurt van prei of ui), maar vooral in de serre (bv. op paprika of tomaten). Een deel van de tripsen blijft aan de vangplaten kleven en kan geen schade meer aanrichten aan de gewassen. Door het uitzetten van aaltjes bestrijdt je de overgebleven tripsen en hun poppen en larven.